Iedere ict’er weet inmiddels wat open source-software is. Zelfs wanneer er geen specifieke interesse is, heeft men van Linux gehoord. Regelmatig is open source-software één van de keuzes die men maakt bij het oplossen van ict-vraagstukken. Bij een groeiend aantal bedrijven en organisaties is deze software in gebruik. Het lijkt wel alsof het gebruik van open source software ‘normaal’ is geworden. Voor een deel is dat ook zo, naast een andere manier van ontwikkelen en een bijzondere licentievorm is het natuurlijk ook ‘gewoon software’. Hiervoor gelden veelal dezelfde ‘best practices’. ITIL speelt daarom ook bij open source-software een rol in het beheer. Het toepassen van OTAP (ontwikkel-, test-, acceptatie- en productieomgeving) is eveneens verstandig bij open source.
Toch is er één aspect dat open source-software uniek maakt; de community. De groep van enthousiaste programmeurs die gezamenlijk de software schrijven. Dit vermeende ‘hobbymatige karakter’ is in de ogen van tegenstanders van open source-software dikwijls de reden om de kwaliteit in twijfel te trekken. De community zou niet professioneel zijn en niet gecoördineerd kunnen werken. In de praktijk blijkt dat de kwaliteit van de software erg goed is en dat het leiderschap binnen de groep geregeld wordt (zoals Linus Torvalds de natuurlijke leider is van alle Linux kernel development).
Het bedrijfsleven is wakker geworden. Bedrijven tonen zich in stijgende mate geïnteresseerd in het toepassen van open source-software in bedrijfskritische toepassingen. Inmiddels heeft (in Nederland) ook de overheid het belang van open source-software ingezien. De motie Vendrik en het actieplan Heemskerk zijn daar sprekende voorbeelden van. Het gebruik van open source-software is niet langer bijzonder.
Het maken van open source-software is wel bijzonder en actueel. Voor leveranciers van software is open source een belangrijke keuze geworden waar men niet om heen kan. De voordelen zijn een community die helpt bij de ontwikkeling van (delen van) de software of de mogelijkheid om een extra marktaandeel te verwerven. Maar hoe kunnen deze leveranciers ervoor zorgen dat er voldoende geld blijft binnen komen? Wie garandeert het voortbestaan als de software te downloaden is? Hoe vormen zij een community rond de software en kunnen zij voldoende invloed uitoefenen op de development ervan?
Er is prima geld te verdienen aan open source-software. Een goed voorbeeld hiervan is Red Hat. Het bedrijf heeft een grote community om zich heen verzameld (de Fedora-community). De software is te downloaden (bijvoorbeeld als CentOS of de ontwikkelversie Fedora). Red Hat verkoopt daarnaast subscripties. Deze subscripties geven recht op updates en bugfixes via het Red Hat-netwerk en men heeft recht op support. Voor het bedrijfsmatig toepassen van open source-software vervult dit blijkbaar een behoefte, getuige het succes van Red Hat. Het voordeel is dat de software te downloaden is wanneer er geen behoefte is aan support. Hetzelfde geldt voor Bacula Backup. Deze software is volledig vrij te gebruiken, maar indien gewenst zijn er subscripties te verkrijgen. Bacula is echter nog niet zo succesvol als Red Hat. Het is blijkbaar moeilijk het goede verdienmodel te kiezen.
In toenemende mate zie ik bedrijven die twee versies van de software creëren. Enerzijds is er een communityversie (een echte open source-softwareversie) en anderzijds is er een bedrijfsmatige versie (closed source-software, of met beperkende licentie) te verkrijgen. De communityversie is vaak de ontwikkelversie van de software (zoals Fedora van Red Hat de ontwikkelversie is). Om toch voldoende geld te kunnen verdienen, wordt de betaalde versie van extra’s voorzien die bedrijven niet willen missen. Of er worden restricties gesteld aan partners om de communityversie te mogen aanbieden. Ik begrijp waarom dit gebeurt, het is niet eenvoudig succesvol geld te verdienen aan open source-software. Ik ben wel bang voor een nieuwe vendor lock-in. Opnieuw zijn er beperkingen van keuzevrijheid en de noodzaak om licentiecodes in te voeren. Daar waren we net van verlost, dacht ik.
Bedrijfsmatige interesse is goed voor open source-software. Het is ook goed voor de bedrijven die daar producten en diensten voor aanbieden. Ik hoop wel dat voorkomen kan worden dat er een tussenvorm gaat ontstaan. Software die open source lijkt, maar het eigenlijk niet is.
Dit artikel is verschenen op de site van de Computable op 16-9-2009